Kroeëdwusj

Een eeuwenoude bliksemafleider

Volksverhalen vertellen dat een kruidenbos maken van Germaanse oorsprong is, met het doel de dondergoden Thor of Donar gunstig te stemmen. Het zou berusten op natuurverering.
Het gebruik werd overgenomen door de katholieke kerk. In het graf van de H. Maria zou een bloemruiker met zeven planten gevonden zijn. Sinds de 17e eeuw wordt, met het feest van Maria ten Hemelopneming (15 augustus), een bloemenboeket gezegend.
In Limburg heet het boeket: INGE kROEËDWUSJ.
De samenstelling daarvan moet voldoen aan strenge voorschriften.
Er dienen zeven verschillende planten in opgenomen te zijn: twee broodgraansoorten (zoal tarwe of rogge) twee planten met geneeskrachtige werking, (zoals duizendblad en boerenwormkruid) en twee kruiden die blikseminslag konden weren, zoals bijvoet en leverkruid. Het walnootblad mocht als zevende kruid nooit ontbreken. (de geur van het blad biedt bescherming tegen muggen en vliegen.) Tal van verhalen over de kroeëdwusj doen de ronde: zo zouden planten met de hand geplukt moeten zijn, vóór zonsopgang. Het gebruik van ijzer (mes) zou ten strengste verboden zijn. dit zou de magische kracht van de kruiden verbreken.
In de St Pauluskerk in Epen wordt aan de zegening bijzondere aandacht besteed. De dames die voor de kerkversiering zorgen, hebben vóór 15 augustus enkele tientallen “wuusje” geplukt en deze ‘voor het Maria altaar geschikt. Na de zegening mogen de kerkgangers een wusj mee naar huis nemen en deze naar eigen inzicht gebruiken. Opgehangen aan de gevel, op zolder, in de kelder, naast de kachel enz. Het oude gebruik was om tijdens een onweer een takje van de wusj in het vuur te gooien. Dát zou bescherming geven tegen een blikseminslag.
Oók een oud gebruik was: om tijdens een bliksemschicht, een kruisteken te maken. Een weesgegroetje is overigens ook nooit verkeerd tijdens een onweer.