Patronaat

Plannen voor een nieuw gemeenschapshuis

Tussen de jaren 1929-1925 werden de resten en vernielingen van de oorlog in België, Duitsland en elders opgeruimd. De wederopbouw van huizen en wegen werd terhand genomen en in Epen trof men voorbereidingen om te komen tot een nieuw gemeenschapshuis, of zoals later bleek “patronaatsgebouw”. Onder leiding van de in 1919 benoemde pastoor Oberie werd een commissie in het leven geroepen die tot taak had te zorgen voor geld, materialen en vrijwilligers.

De plaats waar dit nieuwe gemeenschapshuis moest komen was “A gen Eschveld” tegenover de ingang van de Heerstraat, tussen de oude school en de ingang van de Terpoorterweg. Het was een beroerde tijd en de naweeën van de voorbije oorlogsjaren kon men nog merkbaar voelen. Men begon met een bijna lege kas. De grond waar het gebouw kwam te staan was eigendom van de kerk van Epen. Maar alvorens men kon beginnen, moest men eerst beginnen met de afbraak van de soldaten- en officierskazerne, van het Nederlandse leger, die in hout was opgetrokken. Een gebouw wat tijdens de oorlog werd neergezet en nu overbodig was. Omstreeks 1930-1931 werden door de gemeente de plannen om te bouwen goedgekeurd. Zoals reeds gezegd had het kerkbestuur geen geld genoeg ter beschikking en werd een beroep gedaan op de gemeenschap om prodeo de stenen in de Cottesserhoeve, nabij de Heimansgroeve, te ontginnen. Dus een ploeg moest de bouwstenen uithalen en een andere ploeg moest meewerken aan het patronaatsgebouw.

Maar eer men zover was, moest men een overeenkomst maken met een transportbedrijf voor het vervoeren van de losgemaakte bouwstenen van groeve Bellet naar de bouwplaats. Men wist wel dat het niet voor een appel of een ei vervoerd zou worden. Uiteindelijk sloot het kerkbestuur een mondelinge overeenkomst met het Epense vrachtbedrijf J. Mordang voor de som van fl. 2,00 per vracht  van Cottesserhoeve naar het patronaat. Ook werd een beroep gedaan op de Epener gemeenschap voor een bijdrage in de kerk via de collecteschaal. Alle geldelijke steun was welkom. Maar schijnbaar was ook toentertijd niet alles heilig. Want uit een persoonlijk gesprek met P. Groneschild, die destijds knecht was bij transportbedrijf Scheepers, vernam ik het volgende. Namelijk toen Scheepers hoorde dat deze transactie hem aan de neus voorbij was gegaan, stuurde hij zijn knecht P. Groneschild naar pastoor Oberie met de volgende mededeling: dat zijn baas alle vrachten niet voor fl. 2,00 maar voor fl. 1,00 deed. En dit geschiedde ook zo. De firma J. Mordang moest toen maar zien hoe zij zich verder redde.

In 1985 vertelde een opgewekte Scheepers dat hij tot nog toe geen rooie cent van pastoor Oberie of kerkbestuur had mogen ontvangen.

 

Dit verhaal is opgetekend door Hubert Vluggen en gepubliceerd in zijn boek D’r Hoeber.  De jaartallen daarin zijn niet juist. Op 11 mei 1934 werd bouwvergunning verkregen. Het Patronaat is dus in 1934 gebouwd.