Schutterij

De schutterij in Epen bestaat al in 1562

Volgens de site van de Schutterij St. Paulus te Epen is deze opgericht in 1630, dat jaartal staat ook op het nieuwe vaandel. Het was ook de aanleiding om in 1930 het 300-, in 1980 het 350- en in 2005 het 375-jarig bestaan te vieren. Waar dat jaartal 1630 historisch op stoelt is niet duidelijk.


Embleem van de schutterij met de van zijn paard gevallen apostel Paulus (patroon van ondermeer de ruiters)

Op de site en in de jubileumbrochure uit 1980 wordt A. Simonis aangehaald, die beweerde dat de schutterij uit Epen het St. Petri- en Pauligilde was, dat in de 12e eeuw was opgericht om het kasteel te Wittem te verdedigen. Daar is helaas geen enkel bewijs voor. 

Vaak is het oudste bewijs van bestaan voor een schutterij het oudst gedateerde schildje aan de schuttersketen, waarmee natuurlijk nog geen bewijs voor de stichting is gevonden. Maar ook dat is niet bedoeld met 1630, want de oudste zilveren plaat in Epen is volgens de site van 1756. In Eys heeft de schutterij van St. Sebastianus een zilveren plaatje onder de koningsvogel hangen met als jaartal 1517. Toch wordt ook dat als stichtingsjaar betwijfeld. Dat kan goed nog vroeger zijn geweest.

Van Hub Franssen te Wahlwiller ontving ik deze fraaie post uit de rentmeestersrekening van de heer van Wittem, waaruit blijkt dat er in 1562 al een schutterij was in Epen (en Mechelen):

Detail rekeningpost rentmeester Wolter van Elsrack dd. 1562 (RHCL Maastricht, FA van Pallandt Waldeck inv.nr. 75 f.53)

Te lezen valt onder het kopje Ander vuytgeven extraordinaris:
Alsoe der penre tho Mechelen overgebracht haidt den schutten van Mechelen ende Epenen vuyt beveel myns genedigen heeren gedaen tho hebben op meydach lxii sekere tonnen biers mits dat zy den graeffen van Oistvrieslandt den alden ende den Jongen mit mynen genedige heere vergeleydt hadden Inden Epenre bussche aldaer der Jonge graeff gekoren worde tot eynen meyegraeff ende alsoe mitten schutten voers. wederom vergeleydt tot Witthem, soe heefft sich nae befunden datter gelangt worden vii tonnen biers, daer van elcke tonne byden penre voerscreven ter Rekeninge gebracht Is voer vier gulden aix, facit xxviii gulden aix, elcken gulden tot vii stuver brabants, facit    ix gulden xvi stuvers

Ofwel in hedendaags Nederlands: overige buitengewone uitgaven: de brouwer (penre) te Mechelen had de schutters van Mechelen en Epen op bevel van mijn genadige heer (van Wittem) op meidag 1562 enkele tonnen bier geschonken omdat zij de oude en de jonge graaf van Oostfriesland en mijn genadige heer (van Wittem) begeleid  hadden naar het Epense bos, alwaar de jonge graaf gekozen werd tot meigraaf. Vandaar hadden de schutters hen weer begeleid  naar Wittem (naar het kasteel). Afgerekend werden 7 tonnen bier à 4 Akense gulden van 7 Brabantse stuivers, wat 9 gulden 16 stuivers maakte (de vele in omloop zijnde munten werden in de zgn. rekenmunt omgerekend, waarin de rekening werd opgemaakt, hier dus in guldens en stuivers).

De genoemde jonge en oude graven van Oostfriesland zijn Johan I van Oostfriesland (1506-’72), gouverneur en drossaard van kasteel en land van Valkenburg en stadhouder van Limburg en de Landen van Overmaas (in dienst van koning Filips II) tussen 1542-’72 en zijn zoon. Zijn zoon uit het huwelijk in 1538 met Dorothea (bastaarddochter van keizer Maximiliaan) van Oostenrijk († 1572) gewonnen, was Maximiliaan (1542-1600). Hij werd dus meigraaf in het Epense bos op twintig jarige leeftijd. De meigraaf was koning van het meigilde, werd ook wel de ‘graaf van halfvasten’ genoemd en had een functie bij het planten van de meiden. Die zal vast in het Epense bos op deze eerste mei zijn omgehakt. Soms werd de meiboom geplaatst door de schutters bij de schutterskoning.

Dat het bier in Mechelen werd gehaald en niet in Epen komt omdat er in de heerlijkheid Wittem te Mechelen een banpanhuis was. Dat was net als de banmolen daar een verplichte plek. In het panhuis (een voorloper van het huidige als panhuis bekende grote pand van ca. 1730 nabij de kerk) was de enige brouwerij binnen de grenzen van de heerlijkheid, waar ook al het bier gehaald diende te worden. Het benodigde graan voor het bier diende in de ban-watermolen (de Wolfs- of bovenste molen bij het Höfke, onderaan Schweiberg aan de Geul) gehaald te worden, waar al het graan gemalen werd dat binnen de heerlijkheid werd verbouwd.

Slechts het graan dat op het land toebehorend aan de Johannitercommanderij te Mechelen was geoogst, werd in een andere molen te Mechelen gemalen (de Commandeurs-of onderste molen, stroomafwaarts aan de Geul gerekend).

Detail kaart De Soupire uit 1749 (Parijs, Bibl. Arsenal ms. 4748) met als noordelijke grens de Geul (rechts). Rechtsboven Mechelen, middenrechts Epen en ertussen de twee banwatermolens (Moulin). Links het Epener bos (Bois dEpen), heden het Onderste- en Bovenste-bos en rechtsonderaan Terziet (Hendrezit), waarboven nog een watermolen aan de Geul (Moulin, heden bekend als de Volmolen)

De genoemde amper bestudeerde rentmeesterrekeningen zijn (met hiaten) bewaard vanaf 1470 en bevatten veel informatie over het leven in de heerlijkheid Wittem. Vooral over dat op het kasteel daar maar ook over de omliggende plaatsen binnen de heerlijke grenzen, zoals Epen. Franssen vond in de rekening van 1539/’40 een nog vroeger bewijs voor de schutterij in Mechelen. De schutterij St. Sebastiaan daar is volgens hun site van 1657, want van dat jaar dateert de oudste zilveren koningsplaat. Dat jaartal kan dus ruim een eeuw naar voren worden opgeschoven. De schutsheiligen worden nog niet genoemd in deze oude rekeningen. In Epen is dat heden dezelfde als de kerkpatroon (Paulus, net als in Vaals), in Mechelen niet. Het zou interessant zijn te onderzoeken wanneer die voor het eerst worden gevonden.

 De gebruikelijke gildeheiligen van de schutters waren St. Joris en St. Sebastiaan. St. Joris is de oudste en hoorde bij de voetboog- ofwel kruisboogschutters, St. Sebastiaan bij de handboogschutters. St. Joris die de draak bevocht, was al eeuwen de patroonheilige van de ridders.

Detail schuttersketen Sint Jorisgilde Zevenbergen (eerste helft van de zestiende eeuw, recent door het Rijksmuseum verworven) met Sint Joris te paard die de draak bevecht

De oudste bewijzen voor schuttersgilden zijn in steden te vinden en dateren uit 1282 voor Doornik en St. Omaars, Brugge en Gent volgden snel. Het koningsschieten wordt in de stadsrekening van Dordrecht uit 1326 al gevonden als ‘schieten naar de papegaai’, wat tevens het oudste bewijs is voor een schuttersgilde in Holland. Het oudste privilege van de voetboogschutters van St. Joris in Maastricht is (pas) uit 1374. 

Het is nog even wachten maar in 2062 is het 500-jarig bestaan te vieren van de St. Paulus schutterij in Epen. Zeker is wel dat de schutterij ouder is maar hoe oud?

Bart Ibelings